The Chasm of Lights - deel 1

Dit verhaal is een vertaling van het gelijknamige verhaal op uit de Lores-sectie van RuneScape.


Intro

Nu de cave goblins contact zijn gaan zoeken met ons koninkrijk, heb ik vele bezoeken van een bijzonder nieuwsgierig wezen van deze soort gehad. Eén verhaal dat ze over haar jeugd vertelde sprak mij zo aan dat ik mij genoodzaakt voelde deze op te schrijven. Je veer actief blijven gebruiken is van groot belang voor geleerde mensen!

-Reldo

Buiten de stad strekte massief steen zich in elke richting uit. De stadsbewoners hadden mijnen gegraven en de mijnen verbonden met grotten, maar hoe ver ze ook groeven, ze zouden altijd alleen maar meer grotten en meer steen tegenkomen. De stad was de wereld, een bewoonbare ruimte in een ondoordringbaar universum. Ook Zanik was daarvan overtuigd. Het was haar niet precies zo geleerd, maar wanneer zij deze theorie met haar klasgenoten besprak, glimlachten de leraren slechts en knikten zij, dus het moest wel waar zijn.

Zanik was nu in de grotten. Zij klauterde eenvoudig door een oplopende tunnel, die voor de meeste volwassenen te laag was om doorheen te gaan. Achter haar kon ze Dorgan in de duisternis horen stuntelen. Ze had deze grotten al talloze malen verkend, maar het was leuker om haar avonturen met iemand te delen.

Dorgan stopte en snakte naar adem. Zanik keek naar achteren en zag het ronde gezicht van de jongen in het licht van de lamp flakkeren die zij van zich afhield.

“We moeten niet zo ver gaan,” zei hij. “We moeten terug.”

Zanik lachte. “Wees niet zo saai,” plaagde ze hem. “Die regels zijn voor kinderen en wij zijn volgend jaar volledig volwassen. Ik ben hier al vaak geweest.”

Dorgan gaf geen antwoord, maar toen hij weer ging bewegen, was dat eerder voorwaarts dan terug. Zanik lachte opnieuw en kroop voor hem uit. “Het is niet ver meer, wacht en je zult zien!”

De kleine tunnel verwijdde tamelijk plotseling. Zanik sprong op en rende naar het midden van de ronde grot. Ze zette haar lamp voorzichtig neer, recht onder het hoogste punt van het koepelplafond, en probeerde de precieze locatie te vinden die ze zich herinnerde.

Dorgan stond achter haar. “Waar ben je mee bezig?”

Ze glimlachte duivelsachtig, maar probeerde haar gedrag niet uit te leggen. In plaats daarvan greep ze zijn lamp en zette ze die naast de hare. Ze ging naast de lampen liggen en gebaarde Dorgan hetzelfde te doen. De vloer was gemaakt van glad steen, een beetje vochtig. Het rook naar mos. Boven hen vervaagde het koepelachtige plafond, omdat zij de lampen dimde. Kijk! Het plafond was zwart, maar met precies het juiste lichtniveau verschenen er kleine vlekjes: kwartskristallen die licht opvingen. Ze lag op haar rug, liet haar ogen aan het licht wennen en luisterde naar de ademhaling van Dorgan. Hij deed hetzelfde. Er waren misschien wel een dozijn heldere vlekken en honderden minder sterke, die leken te twinkelen in het flikkerende licht van de lamp. Doordat het plafond zo donker was, verloren haar ogen al het gevoel van afstand. Het was eenvoudig voor te stellen dat de grot van elke willekeurige grootte was, zelfs de grootte van de hele stad, en de weerspiegelingen waren perfecte witte lampbollen, opgehangen in de donkere ruimte. Het was prachtig en met niets anders te vergelijken dat ze ooit gezien had.

“Het is mooi,” zij Dorgan uiteindelijk.

Zanik stootte hem aan met een honende, verontwaardigde blik. “Mooi?”

“Het is geweldig,” herstelde hij haastig. “Ik vind het erg fijn.”

Zanik lachte en ging op haar zij liggen om door het knusse schijnsel van de lampen naar Dorgan te kijken. Dorgan verbrak plotseling het oogcontact en haalde een kleine bundel stoffen uit zijn zak. “I, um, heb iets voor je.”

Zanik vouwde het open. Er zat een halsband in, een grote schijfvormige hanger van blauw glas met een zilveren patroon. Ze draaide aan de ketting en bekeek hoe de onregelmatige facetten het licht van de lampen vingen en hun afbeeldingen op het plafond projecteerden. Zanik gaf niet veel om juwelen, maar ze was geraakt door het gebaar. Ze deed het om en stopte het veilig onder haar trui. “Bedankt,” zei ze. “Het is mooi.”

Dorgan glimlachte blozend. “Alleen maar mooi?”

Zanik boog naar voren en kuste hem.

De lampen wankelden en vielen bijna. Er klonk gerommel.

“Wat was dat?” zei Dorgan.

Zanik sprong enthousiast omhoog. “Aardbeving!” Aardbevingen waren zeldzaam: er hadden in Zaniks leven maar enkele kleine aarbevingen plaatsgevonden en er was al generaties lang geen grote geweest.

“Wat moeten we doen? De grot gaat instorten!”

Zanik had haar lamp al vastgegrepen en roetsjte op haar voeten terug naar de tunnel. Dorgan riep haar om te wachten.

Ze bereikte de onderkant en hief haar lamp omhoog. Het kleine kruipgangetje naar haar kristalgrot lag recht tegenover een kunstmatige tunnel, waarvan de bovenkant verstevigd was met een gebogen bot. Eén richting ging terug naar de stad, een andere naar een in onbruik geraakte mijnschacht.

Er was nu iets anders. Een klein stukje van de plaats waar ze stond, waren een paar ondersteuningen ingestort en was er een scheur in de muur verschenen. Ze sprintte erheen om het te bekijken, terwijl Dorgan uit de gang kroop.

“Dat… dat was er vroeger toch niet?” hijgde Dorgan.

“De beving moet hem hebben geopend.” Zanik hurkte vlak naast de scheur en scheen met haar lamp naar binnen. De muren waren stevig, maar de grond lag vol puin. Ze kon niet zien hoe ver de gang de muur in ging.

Zanik fronste en merkte iets op. Ze haalde haar lamp uit de scheur, zette hem neer bij de muur en boog de scheur in, waarna ze wachtte tot haar ogen aan de duisternis gewend waren.

“Waar ben je mee bezig?” vroeg Dorgan. Hij maakte zich zorgen.

“Stt!” Zanik concentreerde zich. Ze had eigenlijk niets horen te kunnen zien, maar aan de rand van wat ze nog kon zien, zag ze een zeer zwak licht op een laag grind schijnen. Als het niet haar verbeelding was, kwam er ergens van boven licht naar beneden.

Zanik draaide op haar rug en trok zichzelf in de scheur. Het steen boven haar was volledig donker, maar met haar vingers kon ze voelen dat het plafond hoger werd. De stenen onder haar schuurden ongemakkelijk. Ze kon maar een glimp licht zien.

“Zanik! Kom terug!” Dorgans stem  was zacht en gevoelig, alsof een hard geluid nog een aardbeving zou kunnen veroorzaken. “Het is niet veilig!”

“Ik kan goed op mijzelf passen,” zei Zanik afgeleid. Ze wist nu zeker dat ze iets kon zien: een licht dat delen van een muur boven haar belichtte. Ze moest onderaan een schacht in de steen zijn, met een soort licht aan de bovenkant. Als ze iets verder omhoog kon gaan, zou ze de lichtbron zelf kunnen zien.

De stenen beneden haar bewogen opnieuw. Zaniks hart bonsde en zij duwde zichzelf verder de spleet in. Ze wist dat ze terug moest gaan, maar ze wist ook zeker dat het maar één ruk verder was… Ze zag hem! Een splinter blauw aan de bovenkant van de schacht en zij wist niet hoe hoog die ging. Ze hield haar adem in en probeerde verder omhoog te gaan, zodat ze hem beter kon zien. Het was felblauw en bevatte een oneffen soort wit.

De stenen onder haar schouders bewogen en waren verdwenen. Ze probeerde wanhopig terug naar de tunnel te kruipen, maar het was te laat. Het puin begon te bewegen en ze slipte naar achteren. Ze kon Dorgan haar naam horen schreeuwen toen ze door de duisternis werd opgeslokt.

Rotsbrokken gleden langs alle kanten, terwijl ze naar beneden werd geleid. Ze viel alsof ze van een stevige hoop stenen gleed die instortte. Het duurde verschillende seconden voor ze tot stilstand kwam, wat door paniek extra lang leken te duren. Steengruis viel op haar huid. Ze lag stil en verwachtte dat elke beweging tot een nieuwe instorting zou leiden.

Toen er niets gebeurde, klom ze heel voorzichtig op haar voeten. Ze had overal pijn, maar had niets gebroken en zelfs de hanger van Dorgan had het overleefd. Het was roetzwart en in haar verbeelding was ze omringd door een verraderlijk omgeving: ze was één stap verwijderd van een steile val, de stenen boven haar stonden op het punt te vallen of een vleesetend monster opende zijn grote mond vol kwijl om toe te happen...

Ze pakte haar reservetoorts en tondeldoos van haar riem en dwong haar rillende handen de bekende routine van het lichtmaken uit te voeren. Het kostte verschillende verwoede pogingen tot de fakkel ontvlamde.

De vloer en het plafond van de grot waren glad en redelijk stabiel en er was geen monster te bekennen. Er lag puin op de plaats waar het uit de scheur in de muur was gevallen. Ze boog naar de scheur en keek omhoog, maar ze kon geen licht zien. De ineenstorting moest haar verder hebben gebracht, net als naar beneden.

“Dorgan?” riep ze. Ze was verbaas hoe zwak en onzeker haar stem klink.

“Zanik!” Dorgan huilde bijna van opluchting. “Ben je ongedeerd?”

“Ik ben oké”, riep Zanik.

“Wacht daar! Ik ga hulp halen! Het – het zal niet lang duren.” Ze hoorde de voetstappen van Dorgan in de verte wegsterven.

Zanik keek rond en ademde diep in om zichzelf te kalmeren. De grot ging van haar naar beneden en versmalde tot een tunnel, die naar duisternis leidde. Het zou Dorgan minstens een half uur kosten om naar de stad te gaan en terug te komen en nu ze wist dat ze veilig was, keerde haar drang naar verkenning terug. Na enkele ogenblikken van onzekerheid overwon haar nieuwsgierigheid haar voorzichtigheid. Ze was misschien wel de eerste in eeuwen die deze tunnel verkende! Ze zou maar een klein stukje verder gaan en daarna terugkomen.

De tunnel had een gladde muur en vertakte zich nooit. Zanik vermoedde dat een nu opgedroogde rivier deze tunnel uit de steen had geslepen. De tunnel kronkelde, waardoor ze niet verder dan het licht van haar toorts kon kijken, en ging steeds geleidelijk naar beneden. Door het gebrek aan herkenningspunten vond ze het moeilijk in te schatten hoe ver ze gegaan was. Zanik stond op het terug te gaan, maar ze zag iets wat al haar verkenningen het waard maakte.

Nevelige figuren, die een zacht, blauw licht uitstraalden, dreven heen en weer in een schijnbaar eindeloze leegte. Elk licht was misschien even groot als een persoon, grofweg rond, maar altijd veranderend in vorm en grootte. Er was een zwerm, die allemaal rondcirkelden en via een verbazend complex patroon teruggingen. Soms braken er enkele uit de groep, die rond elkaar draaiden voor zij zich weer aansloten bij de groep; op andere momenten smolten twee samen en pulseerden zij helder, terwijl de andere rond de twee lichten zwermden, voordat ze weer uiteen gingen en weer deel gingen uitmaken van de troep. Overal om zich heen meende Zanik stemmen te horen zingen, tragisch en eenzame stemmen, maar toch sereen.

Zanik stapte gebiologeerd naar voren. De tunnel mondde uit in een brede richel aan de rand van een afgrond, waar de lichten moeiteloos overheen zweefden. De richel liep langs beide richtingen van de muur van de afgrond en een klein stukje aan de linkerkant van Zanik kon ze iets zien wat op een grote tros dik groen touw leek. Het lag bij de ingang van een volgende gang, waaruit het zachte geluid van stromend water kwam, dat Zanik voor zingen had gehouden.

Zanik kwam dichter bij het opgerolde ding. Het was een of ander wezen, waarvan de huid bedekt was met kleine groene schubben, zoals die van een cave crawler. Het zette zeer langzaam uit en kromp weer ineen, alsof het ademde.

Het wezen  verschoof en snoof, waardoor Zanik opsprong. Een glad reptielenhoofd kwam uit de wikkelingen tevoorschijn en bekeek Zanik van top tot teen.

“Ga weg,” zei het wezen.

De stem was zacht, maar vol en het leek alsof hij overal tegelijk vandaan kwam. De toon was niet onvriendelijk, maar ook niet in het bijzonder geïnteresseerd, gewoon moe. Zanik keek vol ongeloof, maar de woorden van het wezen hingen in de lucht en vroegen om antwoord.

“Nee,” zei ze.

Het wezen snoof opnieuw en liet het hoofd op de wikkelingen rusten. “Jullie Dorgeshuun interesseren me niet,” zei het. “Niemand van jullie is waardig genoeg om deze grot in te gaan. Ga terug naar je stad en laat mij slapen.”

Zanik had de grot achter het wezen nauwelijks opgemerkt. Het was niet erg groot, maar toen de zwevende lichten langs de opening kwamen, kon ze zien dat er water langs de muren stroomde en in de vloer verdween. Het leek niet heel merkwaardig, maar de vaderlijke woorden van het wezen lieten haar verlangen om naar  binnen te gaan, intens groeien. “Misschien ben ik waardig,” zei ze.

“Dat ben je niet. Jullie zijn allemaal hetzelfde: jullie leven je kleine leven en kijken nooit verder dan de stad. Jullie sluiten jezelf af voor de wereld hierboven. Jullie gemeenschap is gedefinieerd door een vrees voor het onbekende.”

Zanik luisterde maar half; ze schatte de sprong in. Een deel van de ingang was alleen afgesloten door het einde van de staart van het wezen. Toen het sprak, rende Zanik naar voren en sprong…

Haar gezicht stootte tegen een muur koude schubben. Door een beweging die zo snel was dat hij onzichtbaar was, lag het wezen in haar pad. Ze landde hard op haar rug, slechts enkele centimeters verdwenen van de rand van de afgrond. Het wezen boog zich over haar en het lichaam sidderde van een nauwelijks te bedwingen woede.

“En zo blijkt je herkomst,” ging de bewaker door. De stem was nu vol kracht en autoriteit en Zanik wist zeker dat het absoluut onmogelijk was om de grot zonder toestemming van het wezen in te gaan. “Jullie nemen met geweld wat jullie willen. Jullie soort is gemaakt voor geweld; het is jullie nut en jullie enige bestemming. Geen enkel geweld zal je echter toegang geven. Als je me weer probeert te passeren, stuur ik je naar de bodem van de afgrond.”

Het wezen werd rustiger en begon zich weer op te rollen, waarbij ze eindelijk haar ogen van Zanik afhield. Zanik stond op en proefde bloed in haar mond. Ze besloot haar toorts op te pakken. De bewaker negeerde haar en leek weer te gaan slapen. Ze ging ernaast zitten en keek naar de lichten die heen en weer in de duisternis zweefden.

“Je bent er nog,” zei het wezen uiteindelijk.

“Ik ben niet bang voor je,” loog Zanik.

“Jullie soort ging altijd rennend terug naar jullie stad als ik ze mijn krachten toonde. Misschien ben jij een bijzonder individu.”

“Vertel me wat je bent,” zei Zanik.

“Mijn naam is Juna,” zei het wezen. “Ik ben een dienaar van de almachtige Guthix. Mijn heer vereerde mij met deze taak, om de grot te bewaken die zijn tranen bevat en uit te kiezen wie en wie niet waardig genoeg is om naar binnen te gaan.”

“Wie is Guthix?” vroeg Zanik. “Hoe kunnen zijn tranen in de grot zijn?”

“Guthix is de ware eigenaar van de wereld. Alle natuur valt in zijn domein: elke plant die groeit, elk wezen dat beweegt en ademt. Hij is de grootste van alle goden.”

“Een god?” sputterde Zanik.

“De grootste van alle goden,” herhaalde Juna.

Zanik keek het wezen vol ongeloof aan. “Doe niet zo gek! De goden zijn niet echt. Ze zijn maar een verhaal om kinderen bang te maken: ‘ga niet te ver of de goden zullen je zien.’”

“Is dat wat je gelooft?”

“Natuurlijk! Niemand gelooft echt in de goden.”

“Dan is de dwaasheid die jullie volk gegrepen heeft nog groter gegroeid. Om je god af te wijzen en je voor hem te verbergen, dat is blasfemie; dat is een verraad van alles wat je bent en moet zijn. Maar om te ontkennen dat de goden bestaan… daar is niet eens een woord voor.” Juna draaide zich demonstratief van Zanik weg en begroef haar snuit in haar wikkelingen.

“Het spijt me,” zei Zanik. “Ik wilde je niet kwetsen.”

“Ga weg,” zei Juna en ze keek niet op. “Ga terug naar je stad. Barricadeer de tunnel en plaats er waarschuwingen bij, zoals jullie de vorige keren hebben gedaan, en stoor mij niet bij mijn wake.”

“De tunnel barricaderen? Bedoel je dat mijn soort hier eerder is geweest?”

“Ik  zei ga weg!”

Zanik stond op en liep terug naar de richel, een beetje bevend van het abrupte einde van het gesprek. Ze bereikte het kanaal van de uitgedroogde rivier en pauzeerde. Er was boven geen barricade of waarschuwingen en dat betekende dat Juna over een andere tunnel had gesproken. Ze ging verder.


Vervolg: The Chasm of Lights - deel 2

Ga terug naar Lores

Over deze pagina

Heb je een verbetering voor deze pagina? Stel een wijziging voor!

Lunagang maakt gebruik van cookies voor het opslaan van instellingen, het verzamelen van statistieken en om passende advertenties weer te geven. Door deze balk weg te klikken of de website blijven te gebruiken, ga je akkoord met ons cookiebeleid.