The Chasm of Lights - deel 2

Dit verhaal is een vertaling van het gelijknamige verhaal op uit de Lores-sectie van RuneScape.


Intro

De richel liep omhoog en werd op één plaats zo stijl dat Zanik met haar handen moest klimmen. De zwevende lichten kwamen soms dichtbij en ze vroeg zich af of ze zich bewust waren van haar aanwezigheid. Ze probeerde hen te lokken door met haar toorts te zwaaien, maar ze leken niet geïnteresseerd. Ze kwam uiteindelijk bij een nieuwe opening in de muur, deze keer een tunnel die stijl omhoog ging. De tunnel was bij lange na niet zo lang als de riviertunnel. Zoals Zanik had verwacht, eindigde hij bij een afbakening met grote botten die met ijzeren pennen bij elkaar werden gehouden. Ze zette zich af tegen de stenen en schopte het open.

De tunnel mondde uit in een mosachtige grot, waar een met algen gevulde rivier doorheen stroomde. Een paar giant frogs sjokten nabij, maar Zanik wist hoe ze dichterbij moest komen en niet eetbaar moest lijken. Ze herkende de plaats al snel. Ze was deze plaats al talloze malen gepasseerd, maar had altijd aangenomen dat het voor een instabiele tunnel waarschuwde of een ander gewoon gevaar. Ze sprong over de rivier en begon de reis terug naar de stad.

Haar pad leed haar door verlaten mijnen en langs de locatie waar de aardbeving plaats had gevonden. Twee bewakers stonden ernaast, gehuld in een ijzeren maliënkolder en leunend op hun speren. Ze kon Dorgan niet vinden.

De bewakers zagen haar en één rende naar haar toe. “Zanik?”

Zanik grijnsde.

“Waar ben jij geweest? Mernik is doodsbang. Weet je wel hoe lang je weg bent geweest?”

De bewaker leed haar ruw terug naar de stad. Ze probeerde hem over de afgrond, de zwevende lichten en Juna te vertellen, maar hij onderbrak haar en zei dat ze geen sprookjes moest verzinnen. Tegen de tijd dat ze de grote ijzeren deur hadden bereikt en in de gebruikelijke drukte van de stad verdwenen, zweeg ze nors.

De stadslichten werden zwakker voor de avond. Mernik en Dorgan stonden buiten de deur van het kinderdagverblijf. Mernik leek ouder en gerimpelder dan ooit, maar dat was maar even. Zodra ze Zanik zag, verscheen een glimlach. Ze knuffelde Zanik alsof ze haar voeten van de grond wilde laten komen, maar het was al vele jaren geleden dat Zanik daar klein genoeg voor was.

Iedereen wist dat Mernik een van de belangrijkste mensen uit de stad was, hoewel ze geen pompeuze titel had, zoals de leden van de raad. Ze was het hoofd van het kinderdagverblijf, moeder en lerares voor een hele generatie. Zanik wist niet wie haar biologische ouders waren en de gedachte dat ze dat ooit wilde weten, was voor haar verbazingwekkend. Zoals alle stadsbewoners was ze in het gemeenschappelijke kinderdagverblijf grootgebracht door een legioen van zusters en leraren, met Mernik als strenge, maar liefhebbende aanwezigheid aan het hoofd van dit alles.

“Gelukkig ben je veilig,” zei Mernik en ze liet Zanik los. “Ga nu naar binnen en maak jezelf schoon. Je ziet er uitgeput uit.”

Zanik was moe en de knuffel van Mernik had ervoor gezorgd dat ze overal pijn had. Mernik ging naar binnen en liet de deur open.

De bewaker was vertrokken, waardoor Zanik en Dorgan alleen waren. Dorgan schoof naar haar toe. “Ik ben blij dat je veilig bent,” zei hij.

Zanik grijnsde. “Niet zo blij als ik ben!”

Dorgan liet Zaniks glimlach voor even terugkeren, maar keek toen naar zijn handen, die hij met nerveuze bewegingen bewoog. “Je had niet zo ver moeten gaan,” zei hij zacht, met een boze toon die streed met de nervositeit van zijn  stem. “Ik maakte me zorgen.”

“Ik wilde je niet ongerust maken. Ik wilde teruggaan, maar toen ik de afgrond ontdekte, zag ik dat daar die lichten waren en dat wezen. Het sprak. Je zou het niet geloven! Morgen zal ik het je laten zien.”

“Nee!” Dorgan reikte naar Zaniks hand, maar ze trok deze weg. Zijn ogen waren nog groter dan normaal en bevatten een beangstigende, prekende blik. Ze had die uitdrukking al vaker op de gezichten van volwassenen gezien: een flauwe, beheerste paniek, alsof de kleinste misstap tot onmetelijk gevaar zou leiden. Plotseling kon ze zich niet voorstellen dat ze Dorgan ooit aantrekkelijk had gevonden.

“Ga er niet opnieuw heen, Zanik,” ging Dorgan verder. “Beloof me dat je niet weer op verkenning uitgaat. Blijf in de stad en wees veilig bij mij.”

Het kinderdagverblijf was boven de begane grond van de stad. Vanaf hier kon Zanik over de grot uitkijken. Op de begane grond beneden liepen honderden stadsbewoners tussen de standbeelden, waterwegen en chaotische marktstalletjes. Achter hem rezen de gevels van winkels en huizen laag tot laag op tot de verste muur van de grot. Pilaren en bogen strekten van de grond tot het plafond, zichtbaar door de honderden lichtbollen die langs elke muur en wandelpaden waren geplaatst. Het leek op de een of andere manier kleiner dan gisteren.

“Ik kan dat niet beloven,” zei Zanik. “Het spijt me.”

Ze ging naar binnen en liet Dorgan bij zijn stad.

De volgende ochtend had de klas van Zanik een les van de schriftgeleerde (Engels: scribe) van de stad. Ze probeerde al haar vrienden over het avontuur van de vorige dag te vertellen, maar degenen die haar geloofden, waren precies hetzelfde als Dorgan: geschokt door het feit dat ze zichzelf in gevaar had gebracht. Toen de les begon, zat ze achterin en deed ze of ze meedeed, terwijl ze een schets van Juna en de zwevende lichten op haar schrijftablet maakte. De stenen tabletten in de opslagkamers van de stad bewaarden alle minuten van de bijeenkomsten van de stadsraad, legde de kleine bebrilde man uit. Natuurlijk bestond de raad al veel langer, maar, zo ging hij verder, die verslagen zaten vol gaten en waren minder betrouwbaar. Op het bord stond een legenda voor de complexe formele notatie waarin de minuten waren vastgelegd. Zanik kon zich nauwelijks meer vervelen.

Uiteindelijk kwam de les tot een einde en de klas liep uit. Zanik zou normaal gesproken een van de eerste zijn die buiten stond, maar deze keer bleef ze in haar stoel zitten, terwijl de geleerde het bord schoonveegde. Dorgan bleef even in de deuropening staan, maar keek toen naar zijn voeten en verdween.

De geleerde draaide zich van het bord af en keek door zijn bril naar Zanik, alsof hij niet kon geloven dat zij er nog steeds was. “Je hebt een vraag? Uh, Zendak, is het niet?”

“Zanik”

“Ja, natuurlijk. Als je meer over de notatie van de raad wilt weten, heb ik verschillende boeken die je mag lenen.”

“In de notatie ben ik niet geïnteresseerd.” Zanik bedwong zichzelf om geen krachtigere termen te gebruiken.

De geleerde stopte zijn notities in een kleine tas en klikte die stevig dicht. “Wat kan ik dan voor je doen?”

“Vertel me over Juna en de afgrond met de zwevende lichten.”

De geleerde leek verward. “Ik geloof dat ik daar wel iets over te lezen heb. Wil je met mij mee komen naar mijn kamer, zodat ik het voor je op kan zoeken?”

De kamer van de geleerde was een bijgebouw van de raadszaal en bustes van lang geleden gestorven raadsleden keken op hen neer terwijl hij door zijn notities bladerde. Na veel gezoek in indices, verwijzingen en het noteren van paginanummers pakte hij een stoffig boek van een plank en opende hem op zijn kleine werktafel. Zanik staarde naar het boek, maar het handschrift was klein en het meeste was in de mysterieuze notatie van de raad. “Wat staat er?”

De geleerde ging met zijn vinger door de pagina. “Een buitengewone bijeenkomst om een rapport van een verkenningseenheid te horen, Ur-golt als voorzitter … jaar van de stad… nou, het is driehonderd jaar geleden. Verkenning van een ineengestort gebied onthulde een nieuwe tunnel naar een diepe afgrond. Onbekend optisch fenomeen gelijkend op levende wezens van licht. Wezens werden aangetrokken door blauwgekleurde lantaarns. Wezens leken niet stoffelijk, maar waren in staat objecten op te pakken; een van hen droeg een blauwe lantaarn over de afgrond heen. Eenheid ontdekte ook een groot wormachtig wezen dat met hen praatte. Gaf blijk van grote fysieke kracht en dreigde de eenheid in de afgrond te gooien als ze niet weggingen. Verkenningseenheid is van mening dat de afgrond en de bewoners gevaarlijk zijn. Raad besluit de tunnel naar de afgrond te blokkeren en waarschuwingen neer te zetten, om aan te geven dat niemand naar binnen mag. ”

“Is dat alles?” vroeg Zanik. “Stuurden ze geen volgende expeditie?”

“Nee, als dat gebeurd zou zijn, zou dat hier staan. Elgon was erg precies in zijn verwijzingen over en weer.”

“Ze sloten hem alleen maar af,” zei Zanik vol afschuw. “Dus wanneer ga je ons hier over vertellen?”

“Wat bedoel je?”

“Wanneer stop je dit in de lessen?” Zanik zwaaide woedend met haar handen. “Je hebt ons over de reserve-energiecentrale en regels voor marktkooplui en… en de stomme codes die jullie gebruiken om alle minuten van de raadsvergaderingen op te schrijven! Waarom is hier geen les over?”

De geleerde frummelde angstig met zijn pen. Zijn gezicht bevatte dezelfde nervositeit als de blik die Zanik de nacht ervoor op Dorgans gezicht had gezien en zij vroeg zich neerbuigend af of hij zich ooit buiten de stadspoorten had begeven. “Er zijn veel dingen uit de geschiedenis die wij niet in onze lessen stoppen,” zei hij. “We moeten ons richten op wat belangrijk is.”

“Belangrijk?” riep Zanik. “Er zijn lichten die uit zichzelf schijnen, terwijl je ons vertelt dat alleen wij licht kunnen maken! Er is een pratend wezen, terwijl je ons hebt verteld dat wij de enige wezens zijn die kunnen praten! Waarom is dat niet belangrijk? Wat is er nog meer dat je ons niet vertelt?”

“Zanik, ik weet niet wat je wilt weten. Die afgrond is niet belangrijk. Het is een eigenaardigheid, niets meer.”

“Ja, het is eigenaardig! Dus waarom is niemand er nieuwsgierig naar?”

Zanik stormde zo stormachtig als ze maar kon naar buiten.


Vervolg: The Chasm of Lights - deel 3

Ga terug naar Lores

Over deze pagina

Heb je een verbetering voor deze pagina? Stel een wijziging voor!

Lunagang maakt gebruik van cookies voor het opslaan van instellingen, het verzamelen van statistieken en om passende advertenties weer te geven. Door deze balk weg te klikken of de website blijven te gebruiken, ga je akkoord met ons cookiebeleid.