Fall of Six

Dit verhaal is een vertaling van het gelijknamige verhaal op uit de Lores-sectie van RuneScape.


Intro

Anonieme auteur, bewerking van een vergaan verhaal dat bij de Barrows is gevonden.

Datum van schrijven onbekend.

Ik ontving recentelijk een zeer haveloos manuscript van een vreemde oude man die in het diepste, duisterste van Morytania leefde. Het document was duidelijk zeer oud en bevatte een intrigerende nieuwe blik op de beroemde legende van de Barrows. De waarde hiervan kan ik niet met zekerheid beoordelen, maar de man ondertekende zijn brief met de woorden “graaf graaf graaf”. Misschien heeft hij te lang in Morytania gewoond.

-Reldo

Een vreemdeling kijkt toe

De vreemdeling sloeg de campagne al gade sinds het leger ten oosten van de rivier voet aan land had gezet, altijd vanuit de verte. Zijn lidloze ogen waren gericht op de zes aanvoerders, in hun luisterrijke harnassen en wapens gereed om nog nooit ontmoete vijanden aan te vallen. Achter elke aanvoerder stond een slagorde door de oorlog geharde soldaten, waarvan de metalen harnassen zelfs nog in het doffe licht van deze dode landen glommen, alsof een vinger van het licht centimeter voor centimeter richting het hard van Hallowvale bewoog.

De zes waren broers, die uit een van de kleinere nederzettingen van Misthalin kwamen. Ze hadden zelfs toen een glimp van hun vechtkracht laten zien, hoewel hun bezigheden als boeren het meeste van hun tijd in beslag namen. Als ze in een ander tijdperk zouden zijn geboren, zouden hun leven gevuld zijn met een ondankbaar bestaan in de achtergrond, maar in deze periode van de God Wars, lagen er voor zulke mannen vele kansen om faam te verwerven.

Hun dorst naar roem leidde de vreemdeling naar hen toe. Hoewel hun bekwaamheid in hun woonplaats ongeëvenaard was, verlangden ze ernaar de beste van alle mannen te zijn. De vreemdeling had dit aan hen beloofd, omdat hij machtig was en deze wens kon vervullen. Vele jaren lang had hij verre landen bezocht, waar hij een grote hoeveelheid mysterieuze kennis en kunstvoorwerpen had vergaard, die van grote waarde waren en veel kracht bezaten. Het waren deze wapens en harnassen die hij aan ze had gegeven, die ze nu droegen en hun verlangen vervulde. Als ze niet door zulke verlangens waren verblind, zouden ze de sluwheid in de stem van de vreemdeling hebben opgemerkt, of hadden ze de berekende ogen gezien, diep verborgen in de donkere uitsparingen van zijn kap, en zouden ze een ander pad hebben gekozen.

De campagne schreed met grote snelheid voort, dieper en dieper de duisternis in. Een jaar lang werden er veel slagen gevochten die leken op waar de vreemdeling beneden naar keek. De slagordes vochten dapper, aangespoord door de moed en onverschrokkenheid van de broers, terwijl de broers zelf het tegen de besten van de vijanden opnamen. Ahrim, de oudste broeder, verkruimelde zijn tegenstanders met krachtige magie en zoog hun kracht en wil om te vechten weg. Dharok en Guthan, daarna de oudste broers, hoefden hun vijanden niet te verzwakken om ze af te slachten – zij hadden een grote bijl om ledematen van lichamen te hakken en een speer om organen te doorklieven.

De broeders waren het sterkst wanneer ze samen waren, zij aan zij of rug aan rug vechtend. Als er ook maar één vijand lang genoeg kon overleven en de kans had een slag toe te brengen, zou Karil een baan schichten in hun borst vuren voor zij hun zwaai hadden kunnen maken. Deze slag was de meest meedogenloze en bloedigste van de campagne – de zelfverzekerdheid en bekwaamheid was door de jaren gegroeid, omdat de kracht die zij droegen ze onoverwinnelijk liet voelen en dit had hun levende helden voor hun volgelingen gemaakt. De uiteen gedreven overlevenden aan vijandelijke zijde werden opgejaagd, maar zelfs zij werden gedood. Als ze wilden proberen te vluchten, beukte Torag ze de grond in en klonken hun gebeden hol als Verac de huid van hun botten stroopte. Nog een overwinning.

Er stond een dunne lach op de mond van de vreemdeling, waardoor zijn scheve gebit werd ontbloot, en hij dacht ze zijn werkelijk waardig – de tijd is gekomen. Vervolgens draaide hij zich langzaam en bedachtzaam om en liep hij van zijn positie aan de bovenzijde van de steile rots naar het slagveld beneden en naar het kamp dat het leger van de broeders bouwden.

Het pact, volbracht

Het stof was al neergedaald toen hij bij het kamp aankwam. De lucht was gevuld met gezang, gelach en verhalen over heldenmoed. Verschillende beesten werden langzaam op de spitten boven de open vuren geroosterd. Het geknetter was bijna niet door het lawaai van het feest te horen en de vonken dansten in het koele halfdonkere licht. Hij baande een weg door de hopen afval van het kamp, maar zijn pad ging recht naar de broers. Alsof iedereen zich bewust werden van zijn aanwezigheid, steeg er een stilte op in het kamp, alsof de vreemdeling zelf ervoor zorgde dat hun monden gesloten bleven.

Voor de legers eromheen leek het alsof er alleen een man in een gewaad in de ogen van elk van de broers keek, maar de broers realiseerden dat het hun lot was. Ze bevroren gelijktijdig, alsof hun pad doorkruist werd door een vernietigende muur water en ze beseften eindelijk wat de overeenkomst kostte die ze met de vreemdeling hadden gesloten. Misthalin leek nu zo ver weg, een ander land, een andere tijd. De broers, eens verenigd door bloed, bloedvergieten en het pact dat ze samen hadden gesloten, stonden nu alleen. Hun kracht had ze van andere wezens afgescheiden, maar nu scheidde het hun van elkaar.

Het bericht van de vreemdeling kon alleen door de geesten van de broers worden gehoord – een krassende, samenzweerderige stem: de tijd is gekomen, mijn strijders. De giften waarmee ik jullie heb overladen, hebben jullie goed gediend en jullie hebben je god gediend. Nu is het tijd om mij te dienen… mijn god. Je zult altijd waken voor Zijn terugkeer en jullie zullen de kampioenen in Zijn glorieuze leger zijn – we zullen de overweldiger overwinnen. Eerst moeten jullie echter sterven…

De broers weken terug, met hun handen stevig op hun wapens, maar de vreemdeling viel niet aan. De aanschouwende soldaten namen dit waar als een zeer kort ogenblik, maar het leek een mensenleven voor de broers en de vreemdeling keerde zich om en liep terug naar de rand van het kamp, terug door de verkoolde overblijfselen van de verslagen en zegevierende doden. De broers bleven staan en keken geschokt toe hoe het vreemde figuur uit het kamp verdween en de schaduw aan de rand indook, maar de stilte en daarmee een voelbare spanning bleven, een sfeer vol twijfel en ongemak. De vreemdeling ging terug naar zijn positie boven het slagveld en keek hoe het laatste licht uit de lucht verdween en de kampvuren vanzelf uitgingen.

Het gloren van de ochtend kroop langzaam naar het kamp, zoals een beest zijn prooi besluipt, en spoorde het leger aan te ontwaken. Dit gaf de soldaten enige nieuwe hoop, maar de broers zelf zwegen als het graf, alsof ze alle twijfel en wanhoop die hun volgelingen de vorige nacht droegen, hadden geabsorbeerd. Het kamp werd opgebroken en het gevolg vervolgde de reis dieper het hart van deze duistere streken in. Ondanks de ontmoeting met de vreemdeling, hadden de broers nog steeds een doel en hoewel ze nu de volledige omvang kenden, streden ze dapper door, gelaten.

Vernietiging

Toch volgden er nog meer slagen op die voorbestemde nacht, maar de vijand groeide in aantallen en kracht en de vreemdeling was nu duidelijk zichtbaar bij zijn observaties. Hij verhulde niet langer zijn aanwezigheid. De broers gingen door met vechten, als helden onder hun mannen, maar ze werden langzamer en ze maakten fouten. De spreuken van Ahrim mistten hun doel, de kracht van Dharok verminderde en Guthan werd met de dag zwakker. Karil kon niet langer de aanvallen van de vijand weerstaan en de broers kregen wonden voor hij zijn vijanden met schichten kon doorboren. Torag werd trager en Verac leek de vijand minder angst in te boezemen. Ze liepen verwondingen op en bloedden, waardoor ze na elke schermutseling hulp van de medici nodig hadden.

In het midden van dit vervloekte land keek de vreemdeling, terwijl de zon laag aan de hemel stond, opnieuw toe, hoe ze hun laatste kamp oprichtten, hoe ze uitrustten… en hoe de gerangschikte krachten van de vijand het kamp verwoestte – demonen, wolven en honden, ondode wezens en zulke verschrikkingen. De broers vochten dapper voor de laatste keer, leden hun troepen naar hen toe, om de aanval van de angstaanjagende beesten af te weren. Vele vielen rond hun neer, maar ondanks hun verliezen, slaagden zij erin de vijand de aftocht te laten blazen en daarbij heftige verliezen aan te brengen.

Bij het aanbreken van de morgen werd het kamp versterkt, maar de broers vielen rond het kampvuur. Dag in, dag uit werden zij verzorgd, maar deze keer herstelden ze niet. Ze mompelden koortsachtig, de wonden gingen niet dicht en hun adem werd zwakker. Zelfs tijdens het sterven vochten zij tegen de duisternis en grepen ze al het leven dat ze konden, maar net zoals de nacht voor de dag wijken moet, was hun lot onvermijdelijk. Toen de zon van de horizon verdween, gingen ook de broers en hun campagne ten onder. Verdriet en wanhoop kwelde het kamp. De overgebleven officieren realiseerden zich dat ze zonder hun leiders verloren waren en terugmoesten, als er al hoop op overleving was, maar ter ere van de dapperheid van de broers, beloofden zij hun tot martelaar gemaakte helden te eren, als laatste daad voor hun terugtocht.

Zes dagen lang groeven de overlevenden in de aarde en bouwden ze crypten voor de broers. Zes dagen omgaven de vijanden het kamp, die tierden en schetterden, hun pestten met het verlies van hun leiders en probeerden hun moraal te breken, maar ze vielen niet aan. Het liet de vreemdeling onbewogen, omdat hij voor geen van beide zijdes sympathie koesterde en vond dat zijn inmenging voltooid was. De laatste dag keek hij toe hoe de crypten werden toegedekt en de grafheuvels werden voltooid. De restanten van het leger van de broers keerden de duisternis de rug toe om hun lange reis naar huis te starten. Toen zij uit het zicht waren verdwenen, liep hij opnieuw langzaam en bedachtzaam naar de broers, nu dood en ter aarde besteld in hun grafheuvels.

Met uitgestrekte armen op de centrale heuvel sprak de vreemdeling in een oude, bedorven taal een betovering uit. Een vulgair paars licht verscheen voor hem, ging richting de aarde en drong elke grafheuvel in.


Ga terug naar Lores

Over deze pagina

Heb je een verbetering voor deze pagina? Stel een wijziging voor!

Lunagang maakt gebruik van cookies voor het opslaan van instellingen, het verzamelen van statistieken en om passende advertenties weer te geven. Door deze balk weg te klikken of de website blijven te gebruiken, ga je akkoord met ons cookiebeleid.