Tumeken's dream

Dit verhaal is een vertaling van het gelijknamige verhaal op uit de Lores-sectie van RuneScape.


Intro

Dit is een vertaald fragment uit een boek dat de High Priest of Icthlarin in Menaphos naar mij heeft toegestuurd. Houd er rekening mee dat vertalen uit de taal van Menaphos niet mijn sterkste kant is, dus wat hier staat, zou de werkelijke betekenis van deze tekst niet goed kunnen weergeven.

Dat gezegd hebbende, denk ik dat ik de essentie van de tekst heb kunnen bevatten, wat een verhaal gebaseerd op het woestijngodendom lijkt te zijn. Het meest waarschijnlijke is dat het een manier was om de religie van Menaphos over te brengen en de waarden te leren die men bij het leven in het woestijn in acht moet nemen. Fascinerend.

-Reldo

De hitte schittert over gescheurde droge aarde, over zanderige duinen,
Verbleekte doodshoofden met permanente grimassen:
Kharid, het lijkt dor, maar er bestaat hier wel degelijk leven.
Hagedissen rennen, planten drinken uit de Elid en het woestijnvolk viert feest.
God van de zon, Heer van het licht, heerser van dit land: Tumeken verschijnt deze ochtend.

Tumeken

In de vroege dagen kwam Tumeken naar deze wereld van RuneScape,
Hoewel wij niet weten waarvandaan.
Toen was het nog een land vol potentie, alles fris en nieuw.
Als  god van de zon koos hij ervoor om de Woestijn met zijn goddelijkheid te zegenen.
Hij noemde het Kharid, lichaam van de zon, en bracht mensen naar deze plaats.

Kharid was wreed en hardvochtig, maar Tumekens mensen floreerden,
Onttrokken leven aan de woestenij en leefden in vrede.
Tumeken was tevreden, maar verlangde naar gezelschap,
Hoewel hij de liefde van zijn mensen had, was hij alleen onder de goden,
Omdat hun aanhangers zich niet in de barre woestijn waagden, omdat zij hem niet vereerden.

Elidinis

Zo begon Tumeken zijn land af te speuren,
Dwalend door de duinen op zoek naar een koningin om mee te regeren,
Elke dag verstreek zonder resultaat en hij werd moe.
Tot hij op een dag bij de schone Elid kwam,
Waaruit hij diep dronk en zichzelf gesterkt voelde.

Zo besloot hij zijn reis naar de bron van de rivier te beginnen,
Omdat de bron van zulke levenskracht in de dorre zanden van de Kharid
Niets anders konden zijn dan de bron van het leven zelf.
Op deze manier ontmoette hij Elidinis, haar gelaat net zo schoon als de rivier,
En hij hield van al haar gelaatstrekken, zoals zij die van hem.

Icthlarin

Zo vermengden het licht in de lucht en het water van het leven tot één:
Leven werd dood, in de vorm van een zoon, Icthlarin.
De dood in de woestijn moet echter niet worden gevreesd.
Waar Tumeken en Elidinis leven brachten, bracht hun zoon balans,
Hij zorgt voor de doden en leidt hun veilig naar het rijk der doden.

Net zoals zijn vader bracht ook hij zijn mensen naar RuneScape:
een stam krachtige tovenaars, meesters van de dood en oorlog.
Hier in de woestijn vochten zij, en de velden erachter, en de kinderen van de woestijn weenden.
Zo keerde Itchlarin deze beschuldigingen de rug toe en keerde hij terug naar zijn vader,
En werd hij weer vereerd door de mensen.

Amascut, de verwoester (Devourer)

Er was ook een dochter, Amascut, met rode haren en statig,
hoewel haar balans van een andere soort was.
Terwijl haar broeder voor de zielen van de dood zorgde,
Zou zij de lichamen met dezelfde eerbied behandelen,
Waardoor de cirkel van het leven, dood en reïncarnatie wordt voltooid.

Haar geest raakte verwrongen toen zij de stam van haar broer zag,
Die dood en verwoesting bracht, wat haar taak was.
Zij zweerde wraak en veroorzaakte verwoesting, fysiek en spiritueel,
En de kinderen van de woestijn begonnen haar te vrezen, omdat zij een
Monster was geworden. Gestoord en verdorven. Leugenaar. Misleider. Verwoester.

Tumekens droom

Tumeken was vermoeid, doordat hij zichzelf in de tekortkomingen van zijn kinderen herkende.
Icthlarins terugkeer naar het goede bracht hem wat energie,
Dus hij wees zijn zoon aan om enige tijd voor hem te regeren, terwijl hij uitrustte.
Het was dus Tumeken die zijn vrouw, de tranen welden op in haar ogen,
zijn zoon, die trots was, en zijn dochter, vol wrok, verliet.

Hierna raakte Tumeken in een diepe slaap, vier dagen en nachten lang,
Waarin hij over zijn reis door het woestijnrijk droomde,
En over de grenzen reisde om zichzelf te herontdekken.
Er wordt gezegd dat hij op elke dag van zijn reis een nieuw deel van zichzelf vond,
Die hij vorm en de goddelijkheid verschafte, om bij het regeren te helpen.

Zo begon de droom van Tumeken.

De eerste dag – Het

In de eerste dag van zijn droom koos Tumeken ervoor om naar het noorden van de woestijn te reizen, waar een grote mensenstad was verrezen. Al Kharid: stad van het lichaam van de zon. Op zijn reis naar het noorden bleef hij dicht bij de oevers van de Elid en zag hij vele ugthanki’s en kamelen die hun bulten vulden. Toen het tijd was om van de rivier af te gaan, vulde Tumeken een zak vol met het extract van de Elid en droeg hij hem tijdens zijn reis als verfrissing en herinnering aan Elidinis met zich mee.

Na het verlaten van de comfortabele oevers van de Elid kwam hij nog veel meer mensen tegen, maar hoe verder hij reisde, hoe zwakker zij leken te zijn; zwak van lichaam en een slechte gezondheid, de woestijn eiste langzaam zijn tol. Tumeken hielp ze zo veel hij kon, hij deelde zijn water en droeg de zieken, maar van binnen had hij medelijden met zijn mensen, die te fragiel waren om het leven in de woestijn te kunnen overleven.

Het duurde niet lang voordat hij bij een bergketen aan de noordelijke rand van de woestijn aan, waar hij over een man struikelde. Dit was geen gewone man: hij stak boven de anderen uit, stond precies in het midden van de bergpas, met zijn armen uitgestrekt, alsof hij alleen degene was die de bergen op een afstand hield en ervoor zorgde dat de bergpas open was voor wie uit de woestijn wilden. Hij leek van hetzelfde steen gemaakt te zijn als de stenen in de buurt van hem, een prachtig gezicht: gespierd en een olijfkleurige huid; fysieke perfectie in menselijke vorm. Kracht en gezondheid schitterden uit elke vezel van zijn lichaam.

Tumeken kwam op de man af en zei: “jij bent waarlijk de sterkste van de mensen. Ik geef je een deel van mijzelf, zodat jij kunt helpen dit woestijnrijk te regeren, een voorbeeld voor mijn eigen volk om aandacht te besteden aan hun fysieke gezondheid, zodat ook zij door Tumeken gezegend kunnen worden.” Zo werd de lagere god Het geboren en Tumeken, die blij was met het werk van deze dag, keerde terug naar zijn kamp in het midden van de woestijn om de reis voor morgen voor te bereiden.

Tweede dag – Apmeken

In de tweede dag van zijn droom koos Tumeken ervoor om naar het westen van de woestijn te reizen, waarvan hij wist dat er twee kampementen van mensen waren, van tegengestelde machten. Hij reisde enige tijd over lange duinen en steengronden, passeerde piramiden die gebouwd waren om figuren te eren en uiteindelijk kwam hij bij de grens van de twee kampen.

Hier zag hij groepen mannen, vrouwen en kinderen in beide kampen, die vanaf hun grens naar elkaar keken. Zij discussieerden heftig, maar het was geen enkele strijd: kleine groepen waren afgesplitst van de hoofdgroep en roddelden, redetwistten, bakkeleiden en beledigden over elk mogelijke geschil die twee mensen kunnen hebben. Tumeken werd droevig het aanblik, dat zijn volgelingen zo verbitterd waren.

Toen ving hij een glimp op van een groep apen, die elkaar verzorgden, met elkaar speelden en elkaar dingen leerden, voedsel deelden en enthousiast kwetterden. Hij riep er naar een en de twee stammen hielden hun tongen uit ontzag stil, omdat één van de apen door hen heen naar Tumeken holde, waarna zij op speelse wijze op de schouders van de god klauterde. Toen zij naar de troep keken, begrepen de stammen waarom hij ervoor gekozen had de aap te zegenen en niet hen. Zij beloofden hun manieren te verbeteren.

Tumeken streek de aap over zijn kin en zei: “jullie zijn waarlijk de meest sociale wezens, die overal vreugde en blijdschap brengen. Ik zal je een deel van mijzelf geven, zodat je mij kunt helpen het woestijnrijk te regeren, een voorbeeld voor mijn mensen om van de geneugten van de gemeenschap te genieten, zodat ook zij door Tumeken gezegend kunnen worden.” Zo werd de lagere god Apmeken geboren en Tumeken, die blij was met het werk van deze dag, keerde terug naar zijn kamp in het midden van de woestijn om de reis voor morgen voor te bereiden.

Derde dag – Crondis

In de derde dag van zijn droom koos Tumeken ervoor om naar het oosten van de woestijn reizen, waar een groots moeras lag, dat een nog grootsere stad omzoomde, die bekend stond als Ullek. Daar hoopte Tumeken de meest vrome volgelingen te vinden, omdat het de grootste van de woestijnsteden was.

De bewoners van Ullek vierden zijn komst en kwamen in beweging voor een feest ter ere van hem, ondanks zijn protest. Zij stuurden er vele houthakkers op uit om hout te verzamelen voor het vuur en vele jagers om beesten voor het maal te doden. Water en wijn verschenen in omvangrijke aardewerken potten; fruit stapelde zich zo hoog als mensen op. Tumekens ogen zagen de verspilling van dit alles. De vuren brandden tien maal zo hoog als een eenvoudiger maal zou vereisen; dikke mensen zaten achterover in stoelen en propten hun met speeksel bevlekte monden met nog meer voer.

Wanhopig besloot de god de stad te verlaten en ging door het moeras, waar hij een krokodil zag. Het dier was glad, maar krachtig, met heldere ogen, die zelfs in het maanlicht hadden kunnen glinsteren. Het jaagde op een prooi door het riet, langzaam en stil, totdat het dichtbij genoeg was om zichzelf te lanceren. Het kleine dier waarop werd gejaagd vocht met alle kracht die het nog over had, maar uiteindelijk had de krokodil haar eigen, welverdiende maal.

Tumeken keek in de ogen van de krokodil, knikte en zei: “jij bent waarlijk het meest genoegzame wezen van allemaal en hebt alleen plezier in de jacht die nodig is voor je eigen voortbestaan. Ik zal je een deel van mijzelf geven, zodat je mij kunt helpen het woestijnrijk te regeren, een voorbeeld voor mijn volk om niet al te veel toe te geven aan hun fysieke plezieren, zodat ook zij door Tumeken kunnen worden gezegend.” Zo werd de lagere god Crondis geboren en Tumeken, die blij was met het werk van deze dag, keerde terug naar zijn kamp in het midden van de woestijn om de reis voor morgen voor te bereiden.

Vierde dag - Scabaras

In de vierde dag van zijn droom koos Tumeken ervoor om naar het zuiden van de woestijn te reizen. Er was niet zoveel te vinden in die regio, maar het was de laatste plaats die nog niet door hem was verkend, dus hij ging erheen. De hitte was die dag zeer sterk, maar ondanks dat, ging Tumeken door de eindeloze duinen.

Uren gingen voorbij zonder dat er iets gebeurde. Geen enkele ziel doorkruiste het pad van de goden; geen enkel afgelegen dorpje. Toch scheen de zon nog steeds op de god en hij droogde uit. Tumeken reikte naar zijn waterzak, naar Elids levenselixer, maar deze was leeg. Hij had de zak de voorgaande dagen gebruikt en was vergeten hem elke dag te hervullen. Hij wist van zijn hachelijke situatie en moest een schuilplaats gaan zoeken tegen de hitte, om te wachten tot de dag voorbij was. Hij zou anders bezwijken in de woestijn.

Hij was bijna aan zijn laatste krachten toe en zijn dankbare ogen vielen op een verlaten ingang van een tunnel, die diep de grond van de woestijn in ging en hem een koele plaats bood om op krachten te komen. Vele uren gingen in de grot voorbij, die de god voldoende tijd gaven om alleen te herstellen. Tijdens het wachten zag hij een klein kevertje die zijn weg naar de kamer groef, maar toen hij Tumeken opmerkte, groef het kevertje weer weg. Een uur later kwam de kever uit een andere tunnel, maar toen hij zag dat de god er nog steeds was, verdween hij opnieuw.

Nog een uur ging voorbij en de kever kwam eer terug, maar Tumeken was deze keer op tijd, greep het voorzichtige kleine beestje en zei: “jij bent waarlijk het ongebruikelijkste wezen, dat je tunnels in alle eenzaamheid graaft en zelfs met mij contact vermijdt, je god. Ik zal je een deel van mijzelf geven, zodat jij mij kunt helpen het woestijnrijk te regeren, een voorbeeld voor mijn mensen voor wat er van hen terecht zal komen als ze te ver gaan in eenzaamheid.” Zo werd de lagere god Scabaras gedwongen geboren, de laatste van de lagere goden.

Hierna verlangde Tumeken weer zijn vrouw en kinderen te zien en hij wist dat hij naar niets beters kon verlangen dan Scabaras om zijn droom te eindigen. Ondanks de tekortkomingen van zijn kinderen, zag hij dat zij er niet minder hadden dan hij. De nacht was nu aangebroken, dus nadat hij uit de grot kwam, ging Tumeken terug naar zijn kamp in het centrum van de woestijn, niet om uit te rusten voor de volgende dag van zijn reis, maar om te ontwaken uit zijn droom.

Zo eindigde de droom van Tumeken.

De hitte schittert over gescheurde droge aarde, over zanderige duinen,
Verbleekte doodshoofden met permanente grimassen:
Kharid, het lijkt dor, maar er bestaat hier wel degelijk leven.
Hagedissen rennen, planten drinken uit de Elid en het woestijnvolk viert feest.
God van de zon, Heer van het licht, heerser van dit land: Tumeken verschijnt deze ochtend.


Ga terug naar Lores

Over deze pagina

Heb je een verbetering voor deze pagina? Stel een wijziging voor!

Lunagang maakt gebruik van cookies voor het opslaan van instellingen, het verzamelen van statistieken en om passende advertenties weer te geven. Door deze balk weg te klikken of de website blijven te gebruiken, ga je akkoord met ons cookiebeleid.