Twice Burnt

Dit verhaal is een vertaling van het gelijknamige verhaal op uit de Lores-sectie van RuneScape.


Intro

Het onderstaande verhaal is gevonden in de bibliotheek van de TzHaar. Het is het enige boek van de Jal’yt – mensen – dat niet tot as is vergaan. Het verhaal is waarschijnlijk speciaal bewerkt door de originele eigenaar, die het leesbaar wilde houden. Er wordt vermoed dat de schrijver een beroemde kroniekschrijver van het leven onder Zaros was, als een van zijn generaals, maar dit is het enige deel van zijn werk dat is teruggevonden. Het is geschreven in het Tweede Tijdperk, toen de Mahjarrat Zaros volgden.

-Reldo

Met een zucht haalde ik de staf van Zamorak van mijn boek. Mahjarrat hebben nog nooit respect voor andermans ruimte of magische kunstvoorwerpen getoond.

"De danseres is de laatste van haar soort, als Zaros geloofd mag worden. Je zult haar verhaal leuk vinden: vol met rovers, slachtpartijen en tragedie," zei Zamorak, terwijl hij naar de opvoering gebaarde. Een danseres, met bruine huid en haar dat als een vuurdeken golfde, maakte een radslag.

Zamorak nipte aan zijn rode wijn en keek met twee kraalogen naar mij. Ik ontsnapte aan zijn blik, maar bekeek in plaats daarvan de ruwe huidplooien op zijn voorhoofd, zijn beloning van een succesvol verjongingsritueel. Ik voelde mij ongemakkelijk bij de gedachte aan het skelet waar ik aan gewend was geraakt, dat onder zijn huid zat.

"Wat wil je van me, Zamorak?" Mijn stem beefde. Schrijven over  Mahjarrat is veel gemakkelijker dan met ze praten.

Zamorak grijnsde. Zijn vlees duwde en trok over zijn botten. Hij richtte zijn aandacht op de danseres, terwijl de bewegingen van haar doek denkbeeldige vleugels op haar rug vormden. Het leger, dat op stoelen om de vertoning zat, klapte en juichte nu het hoogtepunt van de opvoering naderde: Zebubs vernietiging van Onkhara. "Je bent zeer direct als je praat, maar niet als je schrijft, Perjour."

Ik zuchtte, kneep in mijn neus en leunde vanuit mijn stoel naar voren om het boek te sluiten dat ik op tafel had gelegd. Goden en Mahjarrat: ze besteden maar weinig aandacht aan kunst.

Zamorak sprak opnieuw. "Zaros heeft ons werk gegeven. Morgen, bij het gloren van de ochtend: ik, jij, Thammaron, Viggora en Enakhra."

"De tempelbouwer?" vroeg ik. "Interessant. Moet ik iets meenemen?"

"Je zult natuurlijk het boek nodig hebben. Zaros wil dat alles wat hij doet, wordt opgeschreven."

De danseres, die de gevleugelde demon Zebub naspeelde, pakte een toorts van een sokkel en tilde hem naar haar getuite lippen. Een vuurgolf verwarmde de gezichten van de personen op de eerste rij.

"Kan ik met iets anders helpen, Zamorak?"

"Zaros wil dat we een van zijn beroemde bezittingen meenemen." Zijn vingers, die onbevlekt en zo wit als marmer waren, krabden afwezig zijn gezicht. De danseres, die Zebub nadeed, bedekte de plaats van opvoering met vuur, waarmee de vernietiging van Okharana, de verloren stad in het Noorden, werd voltooid. "Zaros wil dat we de danseres meenemen."


"Ik denk niet dat ik het helemaal begrijp."

De danseres  raakte tijdens het praten de teugels van het paard onhandig aan. In plaats van dat ze bang of onervaren op het paard was, leek ze zich ongemakkelijk te voelen door het contact dat het paard met haar vlees maakte.

Ik ging langzamer rijden. "Het zit zo: als ik iets ervaar, wordt het opgeschreven in het boek. Ik kan niets veranderen, verwijderen of verbergen en Zaros eist het boek na elke missie van mij op. Hij vindt het leuk om alles te lezen wat we in zijn naam gedaan hebben."

"Nee, ik begrijp niet waarom. Heeft hij je aangesteld om ervoor te zorgen dat iedereen in de pas blijft, dat niemand hem verraadt?"

Ik wilde het van binnen niet met haar eens zijn, maar het was te laat: ik begon slordig te schrijven. "Het is een verslag van zijn daden. Een groots leider moet een biograaf hebben."

Ze knikte. "Hij is zeker een groots man. Een grote god." Haar aandacht gleed af naar iets anders en het licht dat op haar armen scheen, begon te flikkeren. Ik kon er niets aan doen, maar ik herinnerde mij de geruchten: dat ze maîtresse  van Zaros was.

"En jij? Hoe heb je jouw vuurkrachten gekregen?" vroeg ik in de hoop dat ik niet meer het onderwerp van het gesprek zou zijn. Ik dacht aan Zamorak en hoe dat altijd een van zijn favoriete trucs was, om mij naar smadelijke gedachten te leiden, zodat mijn emoties mijn geest op negatieve wijze zouden beïnvloeden. Zamorak was ongetwijfeld verbaasd dat ik nog leefde.

"Kracht? Mijn volk is zo geboren. Het is – was – niets voor ons, zo gewoon als het vuur dat onze gerechten kookte, dat ons verwarmde in de kou. De barbaren die mijn volk hebben afgeslacht, dachten echter dat we bijzondere voorwerpen hadden."

Zamorak reed naar ons toe. Zijn zwarte ogen glinsterden in het halfduistere licht.

"We zijn gearriveerd. Thammaron heeft een kamp over de bergkam gezien."


We knielden in een kleine cirkel, met hoeden over onze hoofden en de stemmen verstomd. Zamorak, Thammaron, Enakhra, Viggora. De danseres bleef achter om de paarden te verzorgen.

"Ze zijn niets, misschien acht man sterk," gromde Thammaron. Nu zijn hoorns verborgen waren, werd zijn gezicht grotesk en leek hij op een gargoyle. "We kunnen het dorp bestormen en het in enkele seconden innemen."

"Dat waar we voor komen, ligt verborgen. We kunnen het risico niet nemen het te beschadigen, wat het ook is," antwoordde Zamorak.

"Waarom ben ik hier dan? Ik dacht dat we vrijelijk konden discussiëren over… zaken."

Zamorak  keek iedereen in het gezicht aan en bleef bij mij hangen. "Thammaron, je hebt gelijk," zei hij. "We moeten ons plan bepreken zonder de ogen van Zaros op ons."

Enakhra liet een afkeurend geluid horen. "Zelfs als we zoiets zeggen waar Perjour bij is, Zamorak, zal het de achterdocht van Zaros aanwakkeren. Hij leest het boek. Dat doet hij altijd."

Zamorak knikte. Hij haalde de tas van zijn rug. Terwijl hij de gesp losmaakte, haalde hij er een boek uit dat op die van mij leek. Hij begon eruit te lezen. "Met een zucht haalde ik de staf van Zamorak van mijn boek. Mahjarrat hebben nog nooit respect voor andermans ruimte of magische kunstvoorwerpen getoond."

Wat waren dit voor streken? Dat was ik, mijn gedachten! "Wat doe je, Zamorak?" Haastig opende ik mijn eigen tas en haalde ik mijn boek eruit. Ja, ik had hem nog, versleten en bevlekt door de jaren in mijn handen. Ik opende hem. Mijn gedachten stonden daar nog, maar hoe had hij een kopie bemachtigd?

"Lees de laatste alinea’s, Perjour," zei Zamorak grijnzend.

Ik las ze vluchtig. Er werd over onze groep verteld, die voor de bergkam stopte, de mensen bekeek en zag dat ze toegewijd waren aan Guthix. Vervolgens sprak het over een vergadering in een cirkel en een discussie over hoe we het dorp zouden naderen. Daarna knielden wij om onze toewijding aan Zaros te tonen. "Wat is dit, Zamorak? Dit zijn leugens!"

Zamorak grijnsde en trommelde met zijn  parelmoeren vingers op de staf. "Herinner je jezelf de eerste regel die ik voorlas, de eerste regel van jouw boek, Perjour? Ik haalde de staf van Zamorak van mijn boek? Op dat moment gleed er bij jou een spreuk naar binnen, toen we naar de danseres keken. In mijn handen heb ik een boek dat je gedachten opschrijft, zoals je boek altijd in het verleden heeft gedaan. In jouw handen heb je een boek dat geschreven is door iemand die nooit een stem heeft gehad, tot nu. Laten we het je angst noemen."

"Mijn angst?"

Was dit nu het beste moment om te gaan rennen? Ik zag hoe de ogen van Zamorak een blik wierpen op het boek in zijn handen, waardoor hij mijn gedachten las.

"Er zal niet gerend worden, Perjour. Dwaas zoals je bent, vrees je niets meer dan de toorn van Zaros. Je vreest dat hij een gedachte zal lezen waar hij het niet mee eens is, dat hij op een zaadje van verraad zal stuiten. Je angst zou, als die een stem zou hebben, een boek schrijven dat precies is zoals Zaros die wil hebben. Nou, met mijn staf, heb ik je angst die gave gegeven."

Ik keek naar het boek in mijn handen. Ik schreef over ons vijven, bijeengekomen in een cirkel, pratend over een plan dat de wensen van Zaros het beste zou dienen.

"Eén boek voor mij. De waarheid. Eén boek voor Zaros. De leugens. Dus zijn we nu vrij om te praten. Voelt dat niet verfrissend?"

Het moment werd verstoord door een schreeuw en het gehinnik van de paarden.


"Ze hebben haar meegenomen? Van ons? Je moet toegeven dat ze dapper zijn," zei Viggora. Hij bekeek afwezig de inhoud van de tas van de danseres, die door de woestelingen was weggegooid toen zij heimelijk met haar naar hun dorp gingen.

"Zullen we ze nu doden?" zei Thammaron. "De ogen van Zaros zijn verduisterd. Dat heb je zelf gezegd."

"Nee," zei Zamorak. "Zaros dacht dat hier iets nuttigs voor hem zou zijn. Als we het vinden, kunnen we besluiten of het ons of Zaros zal dienen." "Hoe wil je dat we dat doen?" zei Viggora.

"We veranderen de auteur van dit boek. Laten we lezen wat de danseres te zeggen heeft."

Met een kleine aanraking van zijn staf veranderde de inkt van het boek van zwart in vloeibaar goud.


De prop smaakte naar vis en was waarschijnlijk van een knapzak gescheurd. Mijn handen werden in handschoenen gestopt die glad en nat aanvoelden, mijn hoofd werd in een zak gedaan en ik werd over de schouder van de grootste van hen gegooid. Ik kon zijn koude zweet op mijn polsen en scheenbenen voelen en alles ging terug naar dat ene moment, vijf jaar geleden. Ik kon niet stoppen met hyperventileren en de schreeuwen van mijn familie echoden vanuit die donkere, onderdrukte hoeken van mijn geest. Herstel je, Char.

Ik riep het vuur in mijn vingertoppen op. Hoewel ik het vuur in mijn aderen kon voelen, werd het door iets tegengehouden. Wat hadden deze woestelingen met mij gedaan?

De zak werd van mijn hoofd gehaald en ik werd op een natte stapsteen gegooid. Er schoot een pijnscheut in mijn dijen toen de schalie bloed veroorzaakte, wat met zout water werd vermengd. Ik lag in een ondiepe plas, omzoomd door zeshoekige stapstenen. Het duistere licht sprong op de golven. Achter mij kon ik het ruwe gepraat van de woestelingen op het strand horen.

"Keten haar en houd je handen thuis. Ik zal de krijgers verzamelen."

Een bruut duwde mijn handen in ruwe ijzeren boeien die vastzaten aan de stapstenen. Ik bewoog om zijn arm aan te raken terwijl hij naast me knielde. Er kwamen geen vonken af. Zorgden de handschoenen daar misschien voor?

Ik nam de omgeving in me op. De stapstenen lagen in beide richtingen verspreid in het ondiepe water. Er stonden afzonderlijke personen op, nooit dichter dan vijftig meter bij elkaar. Ik spande mij in om ze in het zwakke licht van de schemer te zien.

De dichtstbijzijnde was oud, ergens tussen de zeventig en tachtig jaar. Ze bewoog haar handen in het water en zocht naar iets. Met een plotselinge beweging die haar leeftijd tegensprak, trok ze een steen uit en hield ze  hem omhoog. Er verschenen hoekige benen uit de steen, die de polsen van de vrouw schraapten. Ben ik hierheen gebracht om te vissen?

De oude vrouw keek rond. Ze bracht de steenkrab naar haar borst, mompelde iets en dan kroop er vuur – vuur! – uit haar vingertoppen om de krab te koken. Auspah! De mensen hier zijn mijn mensen, mijn Auspah! Vastgeketend aan stenen, vissen kokend!

De oude vrouw werd met een zweep geslagen toen de woesteling haar zag. "Niet nu, vuurmaker! Je kookt voor Fremennik." De oude vrouw hield de gekookte krab omhoog op een hand die vol striemen zat. De woesteling nam hem van haar af.

Een stem fluisterde achter mij in mijn horen. "We wisten vanaf het begin al wat je was, ketter. Je hebt hetzelfde haar als de ouderen."

Ik bewoog mijn hoofd naar achteren en hoopte de neus van de woesteling te raken. Ze was te snel.

"Zie je, we weten hoe zwak jouw soort is. Alleen maar vonken en rook. Toen we de lichamen van jullie soort verbrandden, zorgde dat voor meer vuur dan jullie kunnen roepen."

Furie en vuur, furie en vuur.

"Je zult leren ons te voeden. Je zult ons verwarmen en verdediging bieden. Je vrienden zullen je niet redden. We hebben veel krijgers naar jullie kamp gestuurd, krijgers die nog nooit zijn verslagen." Een laars beukte in mijn rug en ik werd in het water gegooid, om naar de stapsteen teruggetrokken te worden door de boeien. "Geef je hand nu aan mij, zodat ik gaten in de toppen van je handschoenen kan maken. Je zult ons voeden met gekookte vis, anders zul je mijn zweep voelen."

Ik voelde het vuur in mijn vingertoppen opwellen. Ze brandden met een intensiteit die ik nog nooit had gevoeld.

Furie staat in vlam, vlam staat in furie.


"Ze komen, Thammaron," zei Zamorak, terwijl hij het boek neersloeg. Viggora draaide zijn twee handen rond zijn bijl en Enakhra greep haar staf. Thammaron groeide naar volledige grootte en liet zijn hoorns uit zijn voorhoofd krullen. Ze vormden en cirkel, met het gezicht naar buiten, en, zoals gewoonlijk, klom ik de boom in om te vechten.

Het gevecht kwam niet. In plaats daarvan ontstaken de schuren bij de kustlijn, beneden in het stadje, in een toren van vuur. Ik hees mij vanuit mijn huidige positie op naar een elleboog in de boom.

"Wat gebeurt er, Perjour?" zei Zamorak, terwijl er een kleine storm op zijn handpalm groeide.

"Ik weet zeker dat je dat wel zult lezen," riep ik.

Ik keek naar het dorp. Vanaf zee kwam een helder licht, dat niet zo snel als een vuurbal ging, maar langzaam, kalm aan: een vage en heldere vorm. Een icyene?

Het groeide in omvang en ik kon de vorm zien. Grote hoorns krulden uit de wenkbrauwen, alsof het kruipende dieren waren. Armen met dikke, heldere spieren groeiden uit een brede borst. De twee benen waren dik en schitterend, die vanuit het ondiepe water naar het land stampten.

Dan was daar het gezicht, verwrongen in pijn – woede? – maar een die ik herkende. Geen icyene. Het was het gezicht van de danseres en haar ogen gloeiden met de kracht van een smeltoven. Wat is er met je gebeurd?

Er waren geen illusies: geen flikkeringen uit haar doek of vlammen van haar toorts. Ze was één met het vuur, een lopende vlammenzee, en ze legde alles in as. Rook in de vorm van grote paddenstoelen zwollen op in de naderende nacht en spuwden as. De woestelingen dreven uiteen, maar de meeste vielen en verbranden als brandstapels op het strand. Eerder speelde ze Zebub, nu leek het alsof ze Zebub was. Ze maakte het dorp met de grond gelijk, zoals de grote demon ooit een beschaving volledig had verwoest.

Zamorak keek op van beneden, met het boek open in zijn handen. De grijns slaagde er niet in het buitennatuurlijke schijnsel van een doodshoofd eronder te verhullen. "Perjour! We hebben gevonden waarvoor Zaros ons hier heen heeft gebracht!"

Thammaron, Enakhra, Viggora, allemaal legden ze hun wapens neer, zaten op de bergkam, lachten en belemmerden mijn uitzicht.

Onder hen raasde de danseres en het dorp brandde. Er werd geen enkel woord over geschreven in het boek dat voor Zaros bestemd was.


Ga terug naar Lores

Over deze pagina

Met dank aan Just Pen en kaimon1111 voor bijdragen aan deze pagina.

Heb je een verbetering voor deze pagina? Stel een wijziging voor!

Lunagang maakt gebruik van cookies voor het opslaan van instellingen, het verzamelen van statistieken en om passende advertenties weer te geven. Door deze balk weg te klikken of de website blijven te gebruiken, ga je akkoord met ons cookiebeleid.